Bij het lezen van de teksten moest ik meteen aan de fragmenten denken dat we te zien kregen: het licht spel op de pleinen, dus hoe bestaande gebouwen en nieuwe technologieën een unieke ervaring kunnen opwekken. Daarbij moest ik ook denken aan een Park in Arnhem waarbij je muziek kunt maken door op de tegels te lopen. Mcquiere heeft het dus over de ervaring die men kan krijgen door bepaalde architectuur te veranderen al dan wel vast of tijdelijk: die dan een nieuwe sociale relatie met de gebruiker krijgen. Deze nieuwe relatie die de fysieke objecten en publiek doormiddel van software combineert zorgt ervoor dat het object een ander doel heeft. In het Park in Arnhem kun je door op tegels te lopen verschillende klanken opwekken, je dan ook dat mensen er blijven lopen en dus niet meer langslopen. Sterker nog mensen gaan zelfs op zoek naar deze tegels die op verschillende (wel vlakbij) plaatsen liggen: die voor andere klanken zorgen waardoor mensen samen muziek kunnen maken. Dit alles zorgt voor een heel andere ervaring met de omgeving die dus volledig writerly is.
Vogelaar heeft het dan ook over hetzelfde hoewel ik weinig tot niets van de tekst begreep gaat het over het roergebied in Duitsland, waarbij de ontwerpen de interactie met de mens moeten bevorderen: dat wil zeggen dat de gebouwen zo ontworpen moeten worden dat ze niet meer readerly maar writerly zijn. Met andere woorden er moeten geen gebouwen ontwerpen worden maar interacties zoals Mcguire dat aangeeft. Ik vond de voorbeelden in de tekst niet erg verhelderend en denk dan dat ze het volgende voor ogen heeft, als het voorbeeld wat eerder in het college gegeven werd: een gebouw dat een prominente plaats heeft waarbij naast wonen en werken iets anders kunt doen. Mijn geestesbeeld zou dan een huis die zo gemaakt is waardoor je erop zou kunnen skaten of middels software teksten (soort graffiti) op zou kunnen tonen.